Erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling

De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn zijn ambtshalve erkend voor schuldbemiddeling, overeenkomstig de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Daarnaast kan het Verenigd College instellingen erkennen die aan schuldbemiddeling doen. Het gaat om publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die hun activiteiten geheel of gedeeltelijk uitoefenen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en die, door hun organisatie, niet beschouwd kunnen worden als uitsluitend behorend tot de Franse Gemeenschap of de Vlaamse Gemeenschap.

Op deze pagina

  • Voorwaarden
  • Hoe dien je een aanvraag in?
  • Waar moet de aanvraag voor erkenning naartoe gestuurd worden?
  • Hoe verloopt de procedure?
  • Verplichtingen na de erkenning
  • Relevante wetgeving

De opdracht van een instelling voor schuldbemiddeling, met uitsluiting van het sluiten van een kredietovereenkomst, is het verlenen van preventieve en/of curatieve bijstand aan personen met een overmatige schuldenlast. Zij hebben financiële moeilijkheden of verkeren in de onmogelijkheid om hun opeisbare of te vervallen schulden af te lossen. Het doel van schuldbemiddeling is een duurzame oplossing te vinden voor het probleem van overmatige schuldenlast. Het is de bedoeling om de begunstigde menswaardige leefomstandigheden te verzekeren door hem te helpen, in de mate van het mogelijke, bij het naleven van zijn verbintenissen tegenover zijn schuldeisers. De bemiddeling probeert de schuldenaar ook te responsabiliseren door hem de instrumenten te geven voor een zelfstandig beheer van zijn budget.

Geen enkele instelling mag aan schuldbemiddeling doen zonder erkenning door het Verenigd College.

Voorwaarden

De erkenning kan alleen aan instellingen worden verleend indien zij:

  1. een gediplomeerd maatschappelijk werker toewijzen aan de schuldbemiddeling die beschikt over een gespecialiseerde opleiding van minstens dertig uur in deze materie of ten minste drie jaar nuttige beroepservaring;
  2. het bewijs leveren van de aanstelling van een doctor of licentiaat in de rechten met de in punt 1 bedoelde opleiding of beroepservaring, of een overeenkomst sluiten met een doctor of licentiaat in de rechten die aan dezelfde voorwaarden voldoet, of een overeenkomst sluiten met de orde van advocaten van de Brusselse balie;
  3. geen winstoogmerk hebben;
  4. een rechtspersoonlijkheid hebben;
  5. als maatschappelijk doel of wettelijke opdracht de bijstand aan personen in moeilijkheden hebben.

Het besluit van het Verenigd College van 15 oktober 1998 betreffende de erkenning, de opleiding van het personeel en de kostprijs van de bemiddeling van de instellingen voor schuldbemiddeling bepaalt de minimale inhoud van de gespecialiseerde opleiding en de lijst van vereiste diploma's.

Daarnaast:

  1. mag geen gebrek aan eerbaarheid of onbaatzuchtigheid vastgesteld zijn in hoofde van de instelling of een van haar organen, mandatarissen of beambten;
  2. mogen de functies van voorzitter, bestuurder, directeur of mandataris niet toevertrouwd worden aan personen die een gevangenisstraf van minstens een maand, zelfs met uitstel, hebben opgelopen zonder eerherstel, voor een overtreding bepaald in het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
  3. moeten de instellingen een voldoende onafhankelijkheid genieten tegenover de personen of instellingen die een activiteit uitoefenen van lener of kredietbemiddelaar.

Hoe dien je een aanvraag in?

De instelling moet de erkenningsaanvraag via aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs indienen bij Vivalis (de administratie).
De aanvraag om erkenning moet worden ingediend met de volgende stukken:

  1. de naam, de zetel en het maatschappelijk doel van de instelling. Als het om een vereniging zonder winstoogmerk gaat, moeten ook de statuten bijgevoegd worden;
  2. een overzicht van de vastgestelde behoeften en de geplande middelen om erin te voorzien;
  3. de door het bevoegde orgaan van de instelling genomen beslissing om aan schuldbemiddeling te doen;
  4. in voorkomend geval, de goedgekeurde rekeningen en begrotingen van de instelling van de twee voorgaande boekjaren, alsook de begroting van het lopende boekjaar;
  5. het ontwerp van tarief van de kosten voor de bemiddeling. Voor privé-instellingen moeten deze kosten binnen de grenzen blijven van het maximumtarief dat zij kunnen toepassen voor schuldbemiddeling, zoals op 1 januari van elk jaar vastgesteld door het Verenigd College. Andere openbare instellingen dan de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de verenigingen van Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn als bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen geen honoraria of vergoedingen eisen, met uitzondering van de kosten die rechtstreeks verband houden met de schuldbemiddelingsprocedure;
  6. het attest, ondertekend door de persoon gemachtigd om het bevoegde orgaan van de instelling te vertegenwoordigen en door elk personeelslid dat rechtstreeks aan schuldbemiddeling doet, dat hij of zij niet voorkomt in een van de categorieën bedoeld in artikel 78 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
  7. het getuigschrift van de gespecialiseerde opleiding of de verklaring van nuttige beroepservaring van de volgende personen:
    • een gediplomeerd maatschappelijk werker die beschikt over een gespecialiseerde opleiding van minstens dertig uur in het domein van schuldbemiddeling of ten minste drie jaar nuttige beroepservaring;
    • een doctor of licentiaat in de rechten die beschikt over een gespecialiseerde opleiding van minstens 30 uur in het domein van schuldbemiddeling of ten minste drie jaar nuttige beroepservaring;
      • die aangesteld is door de instelling, of
      • met wie de instelling een overeenkomst heeft gesloten, of
      • voor wie de instelling een overeenkomst heeft gesloten met de orde van advocaten van de Brusselse balie;
         
  8. het uittreksel uit het strafregister van het personeel dat rechtstreeks aan schuldbemiddeling doet;
  9. in voorkomend geval, de akte waarbij de instelling is betrokken in een plaatselijk overleg of de overeenkomst van partnership die met de lokale overheid werd gesloten;
  10. de verbintenis voor het onthaal en de behandeling van de dossiers van de mensen die de instelling raadplegen in het Nederlands of in het Frans, volgens de taalkeuze die zij hebben gemaakt;
  11. een document waaruit blijkt dat de instelling over een apart lokaal beschikt, zodat de discretie en het vertrouwelijke karakter van de raadpleging zijn gewaarborgd.
     

De zo opgestelde aanvraag wordt ondertekend door de persoon die gemachtigd is om het bevoegde orgaan van de instelling te vertegenwoordigen.

Waar moet de aanvraag voor erkenning naartoe gestuurd worden?

De aanvragen kunnen opgestuurd worden:

ofwel per post:

Vivalis
Directie Gezondheid en Bijstand aan Personen
Belliardstraat 71 bus 1
1040 Brussel

ofwel digitaal via het Irisbox-platform

Ieder dossier moet een ingevuld formulier/vragenlijst bevatten die verband houdt met het doel van de aanvraag, en de documenten die de administratie in staat stellen de aanvraag te analyseren. 
Lijst met formulieren/vragenlijsten

Elke vraag met betrekking tot de goedkeuring van zorginstellingen kan worden gestuurd naar het volgende adres: agrements-erkenningen@vivalis.brussels

Hoe verloopt de procedure?

Als de aanvraag onvolledig is, brengt de administratie de instelling daarvan op de hoogte. Zodra de aanvraag volledig is, verwittigt de administratie de instell

Erkenning

De administratie plant een bezoek ter plaatse om te controleren of de erkenningsnormen worden nageleefd.

Als uit dat onderzoek blijkt dat de erkenningsnormen nageleefd worden, delen de leden van het Verenigd College, bevoegd voor de bijstand aan personen (de ministers), de aanvraag samen met het administratief dossier mee aan de afdeling instellingen en diensten voor sociale dienstverlening van de Commissie voor Welzijnszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de GGC.

De Adviesraad onderzoekt het erkenningsvoorstel. Hij stuurt zijn advies aan de ministers binnen de zestig dagen nadat hij is geadieerd en deelt het aan de instelling mee. Die beschikt over een termijn van vijftien dagen om haar opmerkingen aan de ministers te doen toekomen. De ministers nemen een beslissing na ontvangst van het advies van de Adviesraad. Die wordt ter kennis gebracht van de beheerder.

De erkenning wordt verleend voor een periode van zes jaar vanaf de datum van kennisgeving. Ze kan telkens voor zes jaar worden hernieuwd en is niet overdraagbaar.

Weigering van erkenning

Als uit het onderzoek van de administratie blijkt dat de erkenningsnormen niet worden nageleefd, brengen de leden van het Verenigd College (de ministers), bevoegd voor de bijstand aan personen, een voorstel tot weigering van erkenning ter kennis van de verantwoordelijke van de instelling en geven ze er een afschrift van aan de Adviesraad (afdeling instellingen en diensten voor sociale dienstverlening).

De Adviesraad onderzoekt het voorstel tot weigering van erkenning. Zij stuurt haar advies aan de ministers binnen de zestig dagen nadat hij is geadieerd en deelt het aan de instelling mee. Die beschikt over een termijn van vijftien dagen om haar opmerkingen aan de ministers te bezorgen.

De ministers nemen een beslissing na ontvangst van het advies van de Adviesraad, die ter kennis wordt gebracht van de beheerder.

Intrekking van erkenning

Wanneer een instelling niet meer aan de erkenningsnormen voldoet, brengen de leden van het Verenigd College, bevoegd voor de bijstand aan personen (de ministers), een voorstel tot intrekking ter kennis van de verantwoordelijken en sturen hiervan een afschrift naar de bevoegde afdeling van de Adviesraad.

De verantwoordelijke van de instelling beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de dag van kennisgeving, om een verweerschrift in te dienen bij de bevoegde afdeling van de Adviesraad. Tegelijk stuurt hij een afschrift van zijn verweerschrift aan de ministers.

De Adviesraad onderzoekt het voorstel tot intrekking van de erkenning en deelt zijn advies binnen de zestig dagen nadat hij is geadieerd aan de instelling mee. Die beschikt over een termijn van vijftien dagen om haar opmerkingen aan de ministers te doen toekomen.

De ministers nemen een beslissing na ontvangst van het advies van de Adviesraad, die daarna ter kennis wordt gebracht van de beheerder.

Hernieuwing van erkenning

Uiterlijk zes maanden voor de geldigheidsduur van de erkenning verstrijkt, stuurt de administratie een vragenlijst naar de instelling. Die bezorgt de ingevulde vragenlijst aan de administratie terug, samen met:

  • de documenten 3, 4, 5, 7 en 8 van de erkenningsaanvraag;
  • de documenten 1 en 6 van de erkenningsaanvraag, als er wijzigingen werden aangebracht.

Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, wordt de erkenning voorlopig verlengd tot de nieuwe beslissing van de ministers.

Wanneer de aanvraag volledig is, wordt ze door de administratie onderzocht. Indien uit dat onderzoek blijkt dat de erkenningsnormen worden nageleefd, delen de ministers de aanvraag, samen met het administratief dossier, mee aan de Adviesraad. Als uit het dat onderzoek blijkt dat de erkenningsnormen niet worden nageleefd, brengen de ministers een voorstel tot weigering van erkenning ter kennis van de verantwoordelijke van de instelling en geven ze er een afschrift van aan de Adviesraad.

De Adviesraad onderzoekt het voorstel tot weigering of hernieuwing van de erkenning. Hij stuurt zijn advies aan de ministers binnen de zestig dagen nadat hij is geadieerd en deelt het aan de instelling mee. Die beschikt over een termijn van vijftien dagen om haar opmerkingen aan de ministers te doen toekomen.

De ministers nemen een beslissing na ontvangst van het advies van de Adviesraad, die vervolgens ter kennis wordt gebracht van de beheerder.

Verplichtingen na de erkenning

De erkende instellingen moeten de volgende verplichtingen nakomen:

  1. de erkenning vermelden, onder meer op ieder document met betrekking tot de schuldbemiddeling dat bestemd is voor derden en aan de ingang van hun voor het publiek toegankelijke lokalen;
  2. enkel aan schuldbemiddeling doen op verzoek van een persoon die door een OCMW van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt geholpen, als dit centrum wordt verwittigd en regelmatig kennis krijgt van de follow-up van dit dossier;
  3. het Verenigd College binnen dertig dagen kennis geven van elke wijziging van de statuten en de benoemingen van bestuurders, de beëindiging van de schuldbemiddeling of telkens als ze niet meer voldoen aan de erkenningsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de ordonnantie van 7 november 1996;
  4. het Verenigd College een jaarlijks activiteitenverslag sturen in de loop van het eerste kwartaal dat volgt op het boekjaar en zich onderwerpen aan de controle van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de ordonnantie van 7 november 1996;
  5. dit jaarverslag aan de bevoegde OCMW's sturen.